How to play: Drag an item to the man’s hand. You are asked if he eats the item. Click the button to answer yes or no. Repeat to see which items he eats.
What is learned: This activity models the use of "it"and "them". There are some singular and some plural items. If the language has masculine and feminine forms, notice which word is used for feminine versus the masculine form. Notice the word order: the position of the word for "it" and "them" may be different from your native language.
Getting the most out of the activity: It is easy to figure out if the man is eating or not, but you want to learn how to say these sentences. Repeat the sentences that you hear. Make sure you try each item.
Group activities: After doing the activity, take turns asking each other whether the man eats one of the items. One can ask the question, the other gives the answer. Take turns. You can pick one person to be the actor. Offer that person pictures of various items. The "actor" can pretend to eat or refuse the food. The others have to tell if he eats it or not.
Voed de man om de woorden voor ‘het’ en ‘ze’ te leren.
Hoe spelen we: sleep een item naar de hand van de man. Het spel zal vragen of hij de item wel of niet eet. Beantwoorde de vraag met ‘ja’ of ‘neen’, klik op de knop. Herhaal om te zien welke item hij wel eet.
Wat leer je: deze activiteit toont het gebruik van ‘het’ en meervoud ‘ze’. Er zijn enkelvoudige en meervoudige items. Wanneer de taal mannelijke of vrouwelijke vormen heeft, moet je goed opletten welke woorden voor de vrouwelijke en mannelijke vormen worden gebruikt. Let op de woordvolgorde: de plaats van het woord ‘het’ en ‘ze’ kan anders zijn dan jouw moedertaal.
Haal zoveel mogelijk uit de activiteit: het is gemakkelijk om te zien of de man wel of niet eet, maar je wil graag leren hoe je de zinnen gebruikt. Herhaal de zinnen die je hoort. Zorg ervoor dat je alle items eens geprobeerd hebt.
Groepsactiviteiten: na deze oefening kan je het volgende doen: vraag om beurten of de man iets wel of niet eet. Een persoon kan de vraag stellen, de andere kan antwoorden. Wissel af. Je kan iemand kiezen als acteur. Bied deze persoon een foto van de verschillende items aan. De ‘acteur’ kan doen alsof hij het item eet of afwijst. De anderen vertellen of de acteur het wel of niet eet.
English | Dutch | |||||
Does Pete eat...? | Eet Peter ... ? | |||||
![]() | Does Pete eat the apple? | |||||
![]() | Yes, Pete eats it. | |||||
![]() | Does Pete eat the banana? | |||||
![]() | Yes, Pete eats it. | |||||
![]() | Does Pete eat the carrot? | |||||
![]() | Yes, Pete eats it. | |||||
![]() | Does Pete eat the grapes? | |||||
![]() | Yes, Pete eats them. | |||||
![]() | Does Pete eat the lemon? | |||||
![]() | No, Pete does not eat it. | |||||
![]() | Does Pete eat the mouse? | |||||
![]() | Yes, Pete eats it. | |||||
![]() | No, Pete does not eat it. | |||||
![]() | Does Pete eat the onion? | |||||
![]() | Yes, Pete eats it. | |||||
![]() | No, Pete does not eat it. | |||||
![]() | ![]() | mouse | muis | |||
![]() | ![]() | apple | appel | |||
![]() | ![]() | banana | banaan | |||
![]() | ![]() | grapes | druiven | |||
![]() | ![]() | lemon | citroen | |||
![]() | ![]() | carrot | wortel |